Missie & Visie
De doelstelling van Comité Gemeentehulp Israël is:
Messiaans-Joodse gemeenten en bedieningen in Israël ondersteunen met gebed en financiële middelen.
Nederlandse christenen en gemeenten informeren over de Messiaans-Joodse gemeenten in Israël en over de Joodse wortels van het christelijk geloof.
Uitgangspunt hierbij zijn twee citaten uit de brieven van de apostel Paulus in het Nieuwe Testament:
Immers, als de heidenen aan hun geestelijke weldaden deel gekregen hebben, zijn zij ook verplicht hen met stoffelijke te dienen.
Romeinen 15:27
Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken.
Efeziërs 2:14
Documentatie waarin de visie van CGI tot uiting komt:
VPE en ABC-gemeenten verafschuwen Jodenhaat en antisemitisme. Sinds de ontvoering en moord op de Joodse tieners en het uitbreken van de Gaza-oorlog zien we overal in de wereld de Jodenhaat toenemen. Met het gebeuren in Brussel en Parijs nog vers in het geheugen.
We zien demonstraties in Nederland met leuzen die niet onderdoen voor het gebeuren in Wereldoorlog II. Met afschuw zien wij hoe het volk van God, het Joodse volk, ook in Europa belaagd vernederd en vertrapt wordt in woord en daad.
Om Sions wil zal ik niet zwijgen, zegt de profeet Jesaja.
Vanuit onze Bijbelse opdracht verklaren wij dat:
- wij het Joodse volk een warm hart toedragen.
- wij naast hen willen staan en hen steunen en bemoedigen waar wij kunnen.
- wij in onze houding en met onze woorden en daden zullen opkomen voor het Joodse volk.
- wij hen de vrede en shalom toe bidden en bidden voor de vrede van Jeruzalem.
- wij de slachtoffers aan Israëlische kant en onder de bewoners van de Gaza strook betreuren.
Namens de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten en ABC-gemeenten:
Ds. Peter Sleebos, VPE voorzitter
Ds. Machiel Jonker, VPE vice voorzitter
Ds. Orlando Bottenbley, voormalig voorzitter ABC-gemeenten
Ds. Sieb Buiten, voormalig directeur Comité Gemeentehulp Israël
Op de Jaarvergadering van de VPE (Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten) in november 2011 in Bunnik bijeen is de Israël Positieverklaring unaniem aanvaard door alle persoonlijke leden (o.a. voorgangers en predikanten) en aangesloten gemeenten.
Je hoort er de laatste jaren steeds meer over in christelijke kringen: de ‘Joodse feesten’. Sommige christenen beginnen deze feesten ook te vieren. Het gaat om de speciale dagen die God in Leviticus 23 voorschrijft aan het volk Israël: Sabbat, Pesach, Feest van de Ongezuurde Broden, Eerstelingenfeest, Wekenfeest, Dag van de Bazuinen, Grote Verzoendag en Loofhuttenfeest. Je kunt daarom ook spreken van Bijbelse feesten. We vertellen je graag hoe Comité Gemeentehulp Israël in deze kwestie staat. Daarvoor moeten we wel even de geschiedenis induiken.
Een lesje geschiedenis
We gaan terug naar het begin van onze jaartelling. 2000 jaar geleden ontstaat in Jeruzalem een beweging van Joodse volgelingen van Jezus van Nazareth. Zij houden de sabbat en vieren de Joodse feesten zoals ze dat al eeuwen doen en geloven dat Jezus hun Heer is. Ze vormen een stroming binnen het Jodendom dat op dat moment de Tempel nog heeft als centrum.
Maar in de loop van de eerste eeuw sluiten steeds meer heidenen zich aan bij de beweging rond Jezus. Die heidense gelovigen zijn niet zo vertrouwd met de Bijbelse feesten en de regels van de Torah als Joden. Hoe meer gelovigen uit de heidenen zich bekeren, hoe minder Joods de beweging wordt. Wat begon als stroming binnen het Jodendom, groeit in een paar eeuwen uit tot een eigen godsdienst: het christendom.
Het centrum van het nieuwe geloof is Rome waar het christendom de officiële godsdienst wordt. Bestaande heidense feestdagen krijgen een nieuwe invulling rondom de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van Jezus. Zo ontstaan Kerst, Pasen en Pinksteren. De zondag, opstandingsdag van Jezus, wordt de officiële rustdag. De Kerk schaft de feesten uit Leviticus 23 af.
Daarmee wordt ook de nieuwtestamentische betekenis van die feesten vergeten. Zo is met Pasen niet meer duidelijk dat Jezus het ware Pesachlam is. De link tussen het Eerstelingenfeest en de opstanding van Jezus wordt ook niet meer gelegd. Datzelfde gebeurt bij het Wekenfeest en de uitstorting van de Heilige Geest.
De Kerk leert wel dat het Joodse volk heeft afgedaan bij God en dat het nu om de Kerk als het geestelijk Israël gaat. Er volgt een bloedige geschiedenis waarbij in naam van Jezus door de eeuwen heen veel Joods bloed wordt vergoten. Zo ontstaat er een sterke antisemitische onderstroom in christelijk Europa die uiteindelijk de voedingsbodem legt voor het gedachtegoed van de nazi’s in Duitsland in de twintigste eeuw.
Ook het jodendom is veranderd. Sinds de verwoesting van de Tempel in 70 na Christus kunnen er geen offers meer volgens de Tora gebracht worden. Het judaïsme met al zijn rijke gebeden en rituelen ontwikkelt zich.
En nu naar de 21e eeuw
Nu leven we in een tijd waarin het Joodse volk weer terugkeert naar het land dat ooit door God aan de aartsvaders werd gegeven. Christenen ontdekken dat God nog altijd een plan heeft met het Joodse volk en met Israël. Ook ontdekken ze steeds meer dat hun geloof voortkomt uit het jodendom van de eerste eeuw. Zo ontstaat er in sommige groepen een hernieuwde belangstelling voor de feesten uit Leviticus 23. Aan de andere kant ontdekken Joden in toenemende mate dat Jezus niet een antisemitische heidense god is, maar hun eigen Messias. Hoewel deze laatste groep in Israël nog maar bestaat uit ongeveer twintigduizend mensen, zien we toch dat het Evangelie terugkeert naar waar het begonnen was: Jeruzalem.
Feesten, wel of niet vieren?
Joden vieren de feesten onder het oude verbond met een nationale betekenis. Zij kunnen met Pesach vieren dat ze ooit zijn bevrijd uit Egypte en met Loofhuttenfeest dat God ze beschermede tijdens de veertig jaar in de woestijn. Christenen kunnen met Pesach vieren dat Jezus het feest vervult, door zelf het Ware Pesachlam te zijn en met Loofhuttenfeest dat zij ooit met alle volken zullen optrekken naar Jeruzalem.
De Bijbelse feesten uit Leviticus 23 houden dus hun waarde, al wordt hun betekenis onder het nieuwe verbond wel verdiept en krijgt het een grotere reikwijdte. Voor gelovigen uit de heidenen komen ze enigszins los te staan van de nationale context die voor Joden nog altijd van belang is.
Joden snappen daarom ook niet dat christenen hun feesten ‘kapen.’ Volgens de gangbare Joodse uitleg kunnen niet-Joden ook geen sabbat of feesten uit de Torah vieren. In het breekbare contact met Joden, moeten we ons als christenen daar wel van bewust zijn. Het gevaar bestaat dat het als een nieuw soort vervangingstheologie wordt gezien omdat christenen zich opnieuw op de plek van Israël zetten.
Cultureel
Daarnaast nemen christenen bij de invulling van de feesten veel dingen over uit de hedendaagse Joodse cultuur, terwijl ze helemaal niet in de Bijbel worden voorgeschreven. Hoe mooi en symbolisch bepaalde gebruiken ook zijn, er staat nergens in de Bijbel dat je bij het begin van de sabbat twee kaarsen moet aansteken of dat je bij Pesach bepaalde bittere kruiden moet eten. Dit zijn gebruiken uit de Joodse traditie. Het is op z’n minst vreemd om deze aan christenen als voor te schrijven, zeker als christelijke gebruiken vervolgens worden verketterd. Je wisselt de ene traditie dan in voor de andere.
Het CGI moedigt christenen aan om zich te verdiepen in de Bijbelse oorsprong van de feesten en hun vervulling in Jezus onder het nieuw verbond. Het geeft een beter zicht op de eenheid van de Bijbel. Het nieuwe verbond dat Jezus mogelijk maakte, staat immers niet los van het oude verbond. Het nieuwe is de vervulling van het oude en de feesten uit het oude verbond krijgen onder het nieuwe verbond hun bestemming.
Maar het is niet nodig deze feesten op een bepaalde specifiek Joodse manier te vieren. Dat is ook wat de apostel Paulus aan de gelovigen in Kolosse vertelt, als hij in hoofdstuk 2 schrijft dat gelovigen zich niet te hoeven laten blijven oordelen over eten en drinken of een feestdag, nieuwe maan of sabbat. Het zijn schaduwen van de werkelijkheid van de Messias. Het gaat niet om de feesten, maar om de realiteit van het leven met Jezus. De feesten maken daar iets zichtbaar van.
Joodse gelovigen vieren de feesten ‘van nature’, in Israël zijn het ook vrije dagen. Gelovigen uit de volken hebben dat niet. Zoals Paulus dat ook zegt in de eerste Korinthebrief, hoofdstuk 7: Iedereen mag hierin blijven zoals hij of zij geroepen is, de ene als besnedene, de andere als onbesnedene.
De wekelijks terugkerende rustdag van het Joodse volk is de sabbat. Het woord sabbat betekent letterlijk ophouden. Het komt uit het eerste hoofdstuk van de Bijbel, waarin God op de zevende dag uitrust van zijn scheppingswerk. De sabbat wordt pas een speciale heilige dag voor de mensen vanaf het moment dat God op de berg Sinaï de Tien Woorden aan Mozes geeft. Het vierde van de tien geboden is immers het verbod om te werken op deze dag. De sabbat blijft hét kenmerk van Joden door de eeuwen heen.
De sabbat is omgeven met veel tradities, zoals het aansteken van twee kaarsen voordat de sabbat begint op vrijdagavond, het eten van twee gevlochten broden, het drinken van wijn en het zegenen van kinderen. Volgens de gangbare Joodse traditie begint de sabbat op vrijdagavond bij zonsondergang en duurt de rustdag tot een uur na zonsondergang op zaterdagavond.
In het Nieuwe Verbond lezen we in Mattheüs 11 dat Jezus de Heer van de sabbat wordt genoemd. Hij houdt zich aan de sabbatsregels, ligt tijdens de sabbat in het graf en staat op tijdens de eerste dag van de week. Van de gemeente in Troas lezen we dat die op de eerste dag van de week (zondag) bijeenkomt om het brood te breken. (Handelingen 20:7) Pas in de vierde eeuw na Christus wordt de zondag de officiële vrije dag voor de Kerk.
Het gegeven om een dag te rusten stamt al vanaf de schepping. Immers, God zelf rust op de zevende dag van zijn werk. Mensen hebben het nodig om te rusten, het is een broodnodige gave van God om in een jachtige samenleving een dag van rust te nemen. Bijbels gezien heeft de sabbat daarvoor dus de beste papieren. In onze cultuur is de zondag de meest gangbare dag om te rusten. Het is ook de opstandingsdag van de Heer van de sabbat. Dat gegeven is het centrale leerstuk in het nieuwe verbond. Maar of je nu sabbat of zondag viert, bovenal geldt dat de gelovige uit de volken zich geen vaste dagen hoeft te laten voorschrijven. (Kolossenzen 2)
Wie gelooft, mag weten in te gaan tot de werkelijke rust van God. (Hebreeën 4)
In het voorjaar (maart/april) is het Pesach, het eerste van de drie grote pelgrimsfeesten waarbij Joden ‘opgaan’ naar Jeruzalem. Het feest waarbij Joden gedenken dat ze uit de slavernij van Egypte werden verlost. 400 jaar moest het volk slavenarbeid verrichten in Egypte. Het Bijbelboek Exodus vertelt over de uittocht van het volk uit die slavernij.
Met Pesach gaan Joden in herinnering terug naar de nacht waarin God Egypte slaat met de tiende plaag: de dood van alle eerstgeborenen, uitgezonderd de eerstgeborene van de Israëlieten. Pas na deze tiende plaag stemt de Farao in met de woorden van Mozes: ‘laat mijn volk gaan!’
Het woord Pesach komt van het woord ‘voorbijgaan’. Immers, de Here gaat bij die tiende plaag aan de huizen van de Israëlieten voorbij. De Hebreeën krijgen de opdracht om de avond ervoor een eenjarig lam zonder gebrek te slachten en zijn bloed op de deurposten strijken. Zo weet de engel van God aan welke huizen Hij voorbij moet gaan bij de uitvoering van de tiende plaag. Ook moet het volk vanaf dat moment zeven dagen lang ongezuurde broden eten, want tijd om het brood te laten rijzen is er niet in die nacht van de uittocht. De broden zonder gist kennen wij als matzes. In religieus Joodse huishoudens moet nog altijd elke stukje zuurdeeg worden verwijderd voor Pesach. Joden doen dan ook nog altijd een zeer grondige schoonmaak van het huis zodat er geen broodkruimel achter blijft.
Pesach begint elk jaar met de seidermaaltijd. In de Joodse liturgische traditie is deze maaltijd uitgebreid met diverse gerechtjes die doen terugdenken aan de slavernij en die het volk er op die manier bewust van maken dat het een vrij volk is. Zo wordt een mengsel van appel, noten en wijn gegeten dat verwijst naar de klei van de Egyptische stenen uit de dwangarbeid. Zo verwijzen de bittere kruiden als mierikswortel naar de ellende en tranen van de slavernij. De seidermaaltijd is een vrolijke lange avond waarbij een hele liturgie ‘Hagadah’ wordt gevolgd met bijpassende liederen, zegeningen en het drinken van vier glazen wijn. Ook ligt er een botje op de seiderschotel, dat verwijst naar het lam uit het verhaal van de uittocht.
Jezus vervult Pesach
Pesach begint in de Joodse kalender altijd op de 15e Nissan, ergens in maart of april. Jezus wordt gekruisigd tijdens het Pesach. De maaltijd die Jezus met zijn leerlingen heeft en die christenen kennen als Het Laatste Avondmaal, is in feite de seidermaaltijd. Dat is geen toeval. Jezus tilt de betekenis van Pesach door zijn lijden en sterven naar een hoger niveau. Van Hem wordt door Johannes de Doper al gezegd dat Hij het Lam Gods is dat de zonde der wereld wegneemt. (Johannes 1:29) Net als bij het lam van Pesach, redt ook het bloed van het Lam van God van de dood. Het oordeel van God gaat voorbij aan wie in Hem gelooft. (Johannes 3:18) Door zijn bloed dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden (Mattheüs 26:28).
Zo zijn er nog veel meer verbindingen tussen het Pesach uit het Oude Testament en de vervulling ervan in Jezus’s sterven en opstanding. De matze en één van de bekers tijdens de seidermaaltijd gebruikt Jezus om duidelijk te maken dat Hij met zijn dood een Nieuw Verbond sluit met Israël, wij kennen die als het avondmaal.
Paulus vergelijkt later het leven van de gelovigen met elementen uit Pesach en Ongezuurde Broden. Hij vergelijkt het zuurdeeg met de zonde en zegt dat gelovigen het zuurdeeg uit hun leven moeten wegdoen. Ze moeten zijn als een ongezuurd brood omdat ook ons Paaslam is geslacht. (I Korinthiërs 5:7)
Als het volk Israël na 40 jaar woestijn eenmaal in het beloofde land is, moet het tijdens de zeven dagen van Ongezuurde Broden de eerste opbrengst van het land aan God aanbieden. Dat kan ook omdat in het voorjaar in een land als Israël rond dit tijdstip de gerst rijp is. Dit aanbieden moet gebeuren op de dag na de sabbat tijdens die week van Ongezuurde Broden. De priester moet de opbrengst in de Tempel ‘bewegen’ (opheffen) voor God.
Het is aan het begin van deze dag (de zondag na de sabbat van Pesach) dat Jezus opstaat uit de dood. Hij is de Eerste die opstaat uit de dood en vervult hiermee het feest dat onder het oude verbond werd ingesteld. Paulus maakt hier in de eerste Korinthebrief een toespeling op als hij schrijft dat Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn. (I Korinthiërs 15:20)
In Johannes maakt Jezus voor zijn dood al een toespeling op zijn opstanding, als Hij zich vergelijkt met een graankorrel die in de aarde valt en sterft en vervolgens veel vrucht voortbrengt. Daarna zal Hij verhoogd worden en allen tot zich trekken. Het beeld van het opheffen van de eerste opbrengst van het land voor God is duidelijk. (Johannes 12)
Aan het begin van de zomer vindt het Wekenfeest (Sjavoe’ot) plaats, na Pesach het tweede grote pelgrimsfeest. Het valt precies op de 50e dag geteld vanaf het Eerstelingenfeest, zoals God dat ook voorschrijft in Leviticus 23. Het Wekenfeest is een oogstfeest van de tarwe waarbij ook bepaalde offers moeten worden gebracht in de Tempel. Wat bij de oogst aan de rand van de velden ligt, moeten de Israëlieten laten liggen voor de armen, zo schrijft Leviticus 23 voor.
Het gewas wordt gezeefd en bijeengebracht. De gebruikte inhoudsmaat is de ‘omer’, wat ongeveer 2 liter is. Hier komt de zogeheten omertelling vandaan. Orthodoxe Joden tellen de vijftig dagen van het Eerstelingenfeest tot aan het Wekenfeest.
Maar het Wekenfeest is meer dan alleen een landbouwfeest. Het heeft ook een geestelijke betekenis. In de Joodse traditie wordt met het Wekenfeest gevierd dat God zijn Torah heeft gegeven op de berg Horeb/Sinaï. Omdat dit volgens Exodus in de derde maand na Pesach (de uittocht) gebeurt, wordt het gekoppeld aan de 50 dagen van de omertelling. Vijftig dagen na de bevrijding uit Egypte geeft God de Wet van Mozes om het volk te heiligen en te helpen met leven.
Ook hierin ligt een directe link naar het Nieuwe Verbond. 50 dagen na de opstanding van Jezus ontvangen de discipelen van Jezus in Jeruzalem tijdens het Wekenfeest de Heilige Geest. Er waren Joden uit alle windstreken en talen aanwezig voor het pelgrimsfeest. Daarom lees je in Handelingen ook dat deze Joden de apostelen in hun eigen taal horen spreken. Ook hierin vervult Jezus het feest uit Leviticus. Zoals God in het eerste verbond met het Wekenfeest de Torah geeft om Israël te heiligen en te helpen met leven, zo geeft Hij op datzelfde Wekenfeest de Geest om de gelovigen. Ook op de christelijke kalender valt Pinksteren op de 50e dag na Pasen.
De naam van het Bazuinenfeest (Yom Teruah) zegt eigenlijk al genoeg: op deze dag wordt de bazuin geblazen. De oorsprong van het Bazuinenfeest gaat terug op Leviticus 23, waar staat dat deze dag geldt als een sabbat en plaatsvindt op de eerste dag van de zevende maand. Het blazen van de sjofar (ramshoorn) gebeurt niet zomaar. Bazuingeschal kondigt iets bijzonders aan. De komst van de koning of het begin van de strijd. Zo moet Israël bijvoorbeeld ook op de ramshoorn of bazuin blazen bij de belegering en inname van Jericho. De Dag van de Bazuin kondigt ook de tien dagen van inkeer aan die voorafgaan aan de Grote Verzoendag.
In het Nieuwe Testament wordt de bazuin gekoppeld aan de wederkomst van de Heer. De apostel Paulus zegt in dat er een bazuin zal klinken als de Heer terugkomt en als de doden zullen opstaan. (1 Tessalonicenzen 4:16, 2 Korinthe 15:52). Jezus zelf noemt in Matteus 24 ook de bazuin als het moment waarop engelen vanuit de vier windstreken de uitverkorenen zullen verzamelen.
De ‘dag van de bazuin’ is dezelfde dag als waarop Joden hun Nieuwjaar Rosh Hashana vieren, ofwel: hoofd van het jaar. Deze betekenis is in het jodendom later aan deze dag gegeven, de dag wordt als begin van het nieuwe burgerlijke jaar gezien waarbij men elkaar ook ‘een goed en zoet jaar’ wenst. Maar volgens de Bijbel heeft God het nieuwe jaar ingesteld in het voorjaar met de maand Nissan. (Exodus 12:2)
De meest heilige dag in het Jodendom is ongetwijfeld de Grote Verzoendag (Yom Kippur). In Israël ligt het openbare leven dan vrijwel volledig stil en de meeste mensen vasten die dag. Omdat er geen tempel meer is en er dus geen offers meer gebracht kunnen worden, heeft het jodendom de offerdienst vervangen door gebed, vasten en vrijgevigheid. Deze dag is het einde van de periode van tien dagen vanaf de Dag van de Bazuinen waarbij Joden de gelegenheid nemen om bewuste zonden te belijden en het goed te maken met mensen.
De Grote Verzoendag is de dag waarop herdacht wordt dat de hogepriester ten tijde van de tabernakel en tempel eenmaal per jaar het Heilige der Heilige binnenging. Het volk stond buiten te wachten en de hogepriester nadert God om verzoening te doen over de zonden van het volk. Dat deed hij nadat hij eerst een offer brengt om zichzelf te reinigen. Het was altijd een spannend moment omdat ervan werd uitgegaan dat de hogepriester ook dood zou kunnen neervallen in de tempel. In dat geval had God het offer niet geaccepteerd en werden de zonden niet verzoend of bedekt.
Twee bokken speelden een belangrijke rol bij de verzoeningsplechtigheid. De ene werd geslacht als zondoffer. De ander werd de zondebok waarop de hogepriester door middel van handoplegging de zonden van het volk overbracht. Deze zondebok werd vervolgens de woestijn ingestuurd. Dit alles heeft een diepe betekenis: de eerste bok sterft in plaats van de mensen, de tweede draagt de zonden van de mensen weg.
In het Nieuwe Testament wordt Jezus als het ultieme Zoenoffer beschreven waardoor mensen volledige vergeving van zonden ontvangen. Opnieuw is Jezus degene die deze dag uit Leviticus 23 op bijzondere wijze vervult. Het verwijst ook naar de toekomst als de Hogepriester uit het hemels heiligdom komt en zichtbaar wordt voor het volk van gelovigen dat buiten staat.
Na Pesach en het Wekenfeest is het Loofhuttenfeest (Sukkot) het derde grote pelgrimsfeest. Het valt aan het einde van de zomer, in september of oktober. Ook dit is een oogstfeest, blijkt uit Leviticus 23. Het vindt plaats tijdens de inzameling van de oogst. Tegenwoordig zijn de straten van Jeruzalem dan net als in Bijbelse tijden gevuld met feestvierende joden en tegenwoordig ook met christenen uit de hele wereld. Het Loofhuttenfeest is een uitbundig en vrolijk feest .
Met het Loofhuttenfeest bouwen Joden volgens het voorschrift uit Leviticus 23 een hut van hout of ander materiaal met gebruik van veel loofbladeren. In de hut wordt een week lang gegeten en soms ook gewoond. Daarbij wordt teruggedacht aan de 40 jaar dat het volk Israël onder leiding van Mozes door de woestijn trok. De loofhut heeft een sterke symboliek. Door te leven in een kwetsbaar hutje, wordt je je bewust van Gods voorzienigheid en de betrekkelijkheid van het bestaan. In het dak van de loofhut zit altijd een opening zodat de hemel zichtbaar is.
Ook het Loofhuttenfeest heeft in Jezus een bijzondere vervulling gekregen. Ten eerste heeft Hij onder ons gewoond, in een aardse tent. In het Engels staat er in Johannes 1 ‘tabernacled’. Dat woord kennen we van de Tabernakel wat ‘tent‘ betekent. De Zoon van God koos ervoor om in afhankelijkheid als mens te leven, in de kwetsbaarheid van een aardse tent. Paulus vergelijkt in 2 Korinthiërs 5 het leven op aarde ook als het leven in een 'sukka', een tent en hij verlangt ernaar zijn intrek te nemen in het hemels gebouw. Tijdens het Loofhuttenfeest wordt je ervan bewust wat een voorrecht het is in je fragiele aardse levenstentje onder een open hemel en Gods bescherming te leven.
In Jezus’ dagen was het gebruikelijk om tijdens het Loofhuttenfeest water te halen uit de bron van Siloam en dat te brengen naar het altaar in de Tempel. Tijdens de grote ceremonie van de priesters op de laatste dag van het feest sprak Jezus de bekende woorden: “Laat wie dorst heeft bij Mij komen en drinken! Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in Mij gelooft.” Jezus zei dit over de Heilige Geest die korte tijd later zou komen in de gelovigen. Juist ook in dit feest zijn we als gelovigen uit de volken verbonden met de Messias van Israël die door de Geest in onze aardse tent leeft.
Volgens de profeet Zacharia zal het Loofhuttenfeest gevierd worden door de volken op aarde waarbij ze zullen optrekken naar Jeruzalem om zich neer te buigen voor de Koning. Er zal alleen regen vallen op degene die dat doet, zegt Zacharia 14:16-19. Hiermee wordt ook duidelijk hoezeer het Loofhuttenfeest verbonden is aan geloof in de Messias. Het boek Openbaring gebruikt woorden die doen denken aan dit feest. De mensen uit de schare die niemand tellen kan, zullen met palmtakken zwaaien, God zal zijn tent over hen uitspreiden en hen voeren naar waterbronnen van het leven. (Openbaring 7)